ASO-media bevorderen cyberpesten

De term ASO-media is nieuw voor mij, maar ‘k heb er wel meteen een beeld bij. Het blijkt dat diezelfde ASO-media een belangrijke aanjager zijn voor het cyberpesten. Promotie-onderzoek van Anouk Hamer toont dit feilloos aan. Ze concludeert dat jongeren die geregeld kijken naar media waarin asociaal gedrag vertoond wordt, meer cyberpesten dan jongeren die hier nooit of soms naar kijken.  Volgens de geraadpleegde onderzoeksbronnen is 10-40% van de jongeren wel eens slachtoffer geworden van cyberpesten en gemiddeld heeft 17% wel eens een ander gecyberpest. Verder ziet één op de drie jongeren wel eens dat een ander gecyberpest wordt. Ook bestaat er een sterk verband tussen offline en online pesten. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat jongeren die op het schoolplein of in de klas gepest worden ook online slachtoffer zijn van pestgedrag, en dus gecyberpest worden. Daarnaast is aangetoond dat jongeren die gepest worden vaak zelf gaan cyberpesten. Hamer noemt dit opvallend, want je zou denken dat slachtoffers van pesten weten hoe kwetsend pesten kan zijn en dat ze dit een ander niet aan willen doen. Het doel van het promotie-onderzoek van Hamer is dan ook om te achterhalen waarom gepeste jongeren gaan cyberpesten.

Op basis van eerdere onderzoeksresultaten hebben is een theoretisch model geformuleerd (zie figuur). In dit Cyclic Process Model wordt verondersteld dat de relatie tussen gepest worden (ook wel victimisatie genoemd) en cyberpesten onder andere verklaard kan worden door twee belangrijke variabelen, namelijk door woede en het mediagebruik van een jongere.

victimisatie

Voorafgaand aan het toetsen van het Cyclic Process Model is een instrument ontwikkeld om te meten hoe vaak jongeren kijken naar media waarin asociaal, normoverschrijdend en risicogedrag wordt vertoond. Centraal in het onderzoek staat namelijk de vraag in hoeverre het mediagebruik van de jongeren bijdraagt aan het proces van pesten en gepest worden. Tot nu toe zijn meetinstrumenten die mediagebruik meten op te delen in twee soorten meetinstrumenten: de instrumenten die de frequentie van mediagebruik meten en de instrumenten die de inhoud van mediagebruik meten. Maar volgens Hamer is het niet voldoende om te weten hoe vaak een jongere op internet zit: het is ook van belang om te weten wat deze jongere dan precies ziet op het internet. Met de Content-based Media Exposure Scale (C-ME) hebben is een instrument ontwikkeld dat zowel de frequentie als de inhoud van het mediagebruik meet. De C-ME hebben is uitvoerig getest onder meer dan 2000 respondenten en het instrument bleek zowel betrouwbaar als valide. Hierdoor werd het mogelijk om te meten hoe vaak een jongere in de media (TV/internet/films/videogames/et cetera) gedragingen zien die antisociaal, normoverschrijdend of risicovol zijn.

Om het Cyclic Process Model te kunnen toetsen, zijn verschillende studies uitgevoerd. Eerst is het model getoetst in een zogenaamde cross-sectionele studie onder 892 jongeren. De resultaten van deze studie toonden aan dat de veronderstelde verbanden in het model klopten. Dit gaf aanleiding om de causale verbanden van het Cyclic Process Model verder uit te diepen. Daarvoor zijn longitudinale data verzameld. Een schooljaar lang is een groep van 1.005 jongeren gevolgd en op drie momenten gemeten hoe vaak zij gepest werden, boos werden, naar media keken waarin antisociaal gedrag vertoond wordt, en cyberpestten. Analyses van deze longitudinale data wees uit dat veel gepeste jongeren eerst boos worden, vervolgens naar media gaan kijken waarin asociaal gedrag vertoond wordt, en daarna zelf gaan cyberpesten. Zowel met de cross-sectionele als met de longitudinale studie werd empirisch bewijs gevonden voor het Cyclic Process Model.

Vervolgens is de relatie tussen mediagebruik en cyberpesten verder uitgediept, waarbij gebruik is gemaakt van de longitudinale data. Hierin werd duidelijk dat jongeren die vaak naar media kijken waarin asociaal of normoverschrijdend gedrag vertoond wordt, meer cyberpesten dan jongeren die hier niet vaak naar kijken. Daarnaast bleek dat het cyberpestgedrag van deze jongeren die vaak naar dit type media kijken in de loop van een schooljaar zelfs nog verder stijgt. Dit onderstreept de belangrijke rol die media speelt in het cyberpestgedrag van jongeren.

Tot slot werd bewijs gevonden dat jongeren die op een negatieve manier met hun woede omgaan eerder geneigd zijn te gaan cyberpesten dan jongeren die een positieve draai geven aan hun woede. Concreter: jongeren die zichzelf of anderen de schuld geven of continu blijven denken aan wat er gebeurd is, zijn geneigd meer te cyberpesten dan jongeren die proberen van de situatie te leren of die de situatie accepteren. Dit geeft aan dat het belangrijk is om jongeren te leren hoe ze op een gezonde, constructieve manier met hun woede om kunnen gaan.

Samenvattend toont het onderzoek beschreven in dit proefschrift aan hoe gepeste jongeren zelf cyberpester zouden kunnen worden. Het Cyclic Process Model beschrijft hoe gepeste jongeren negatieve emoties, zoals woede en frustratie, ervaren. Door afleiding te zoeken in media waarin asociaal en normoverschrijdend gedrag vertoond wordt, lopen zij het risico om te gaan cyberpesten. Dit lost niks op, aangezien cyberpesters vaak zelf weer slachtoffer worden van pestgedrag. De resultaten uit dit onderzoek laten zien dat in dit proces een belangrijke rol is weggelegd voor het kijken naar media waarin asociaal en normoverschrijdend gedrag vertoond wordt. Het Cyclic Process Model is het eerste theoretisch model dat mediagebruik als een verklarende factor voor cyberpesten beschrijft. Het Cyclic Process Model laat zien welke processen ten grondslag liggen aan cyberpesten en hoe dit zich over de tijd ontwikkelt. Hiermee brengt dit onderzoek ons een stap dichterbij in onze kennis over cyberpesters en slachtoffers, welke in veel gevallen één en dezelfde persoon zijn.

Bron: The Impact of Adolescents Media Use on Cyberbullying Behavior

Visual via Mediawijsheid

3.852 x bekeken
Scroll naar boven