Vandaag is door bureau Qrius het jongerenonderzoek 2009 gepubliceerd. Al eerder deze week verschenen er uitkomsten van dit onderzoek, maar nu is het er dan echt. Het jongerenonderzoek is een tweejaarlijks onderzoek van Qrius dat in een steekproef van 4.400 jongeren en 1.200 ouders het wel en wee van jongeren onderzoek op het gebied van o.a. mediagebruik, maatschappelijk welzijn en gezondheid. Alle uitkomsten zijn gebundeld in een handig boekje dat te bestellen is op de site van Qrius. Hieronder staat alvast een aantal belangrijke resultaten uit het onderzoek en een beschrijving van het onderzoek.
Maatschappelijke problemen: zorgen om opkomst islam nemen toe
In Jongeren 2009 is gevraagd over welke maatschappelijke onderwerpen jongeren zich zorgen maken, en in welke mate. Jongeren van 15-29 jaar maken zich het meest zorgen over de opwarming van het klimaat (18% zet dit op nummer 1), gevolgd door de opkomst van de Islam in Nederland (17%) en de veiligheid op straat en op school (16%). In vergelijking met eerdere metingen zijn de zorgen om de Islam vrij sterk toegenomen.
Gezondheid: veel twintigers zijn te dik
In de publieke opinie is er op dit moment veel aandacht voor te dikke kinderen. Uit Jongeren 2009 blijkt dat de problemen bij kinderen eigenlijk nog wel meevallen als we een vergelijking maken met twintigers. Daarvan is namelijk 43% te dik, zoals blijkt uit het onderstaande overzicht:
Duidelijk is te zien dat jongeren van 15-19 jaar het minste last hebben van overgewicht. Qrius heeft deze cijfers berekend op basis van de door hen verzamelde gegevens over de lengte en het gewicht van kinderen en jongeren.
Media: ander gebruik van televisie, veel vernieuwingen slaan nog niet aan
Jongeren maken, zoals bekend, veel gebruik van media. Jongeren van 15-19 jaar besteden per dag bijna 4 uur aan media (235 minuten). Jongeren van 20-24 jaar 263 minuten en jongeren van 25-29 jaar 277 minuten. Deze gegevens zijn niet eerder door Qrius gemeten.
Er zijn grote verschillen in het gebruik van televisie te zien. Jongeren van 15-19 jaar besteden nog maar 72% van hun kijktijd voor een ‘normale’ televisie. Er wordt steeds minder vaak gekeken op het moment dat een programma wordt uitgezonden. Er wordt steeds meer gekeken naar losse afleveringen van series die via internet worden verkregen. Er wordt steeds minder gezapt. Verder meldt Qrius dat printmedia sterk onder druk staan.
Als het gaat om internet valt op dat veel vernieuwingen zoals widgets en twitter (nog) niet aan slaan; denk aan widgets. Ook hebben nog maar weinig jongeren een smartphone. Verder blijkt uit het onderzoek dat van de peuters van 2 en 3 jaar oud in Nederland al 26% minimaal één keer per week op internet zit.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Jongeren van 12-29 jaar zijn, zo blijkt uit Jongeren 2009, niet erg bekend met het begrip ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Maar 34% heeft er wel eens iets over gehoord. Onder de groep van 20-29 jaar ligt dat wel wat hoger, maar nog altijd onder de 50%.
Jongeren vinden het, als het idee achter MVO is toegelicht, wel belangrijk dat bedrijven op een maatschappelijk verantwoorde manier te werk gaan. Ruim 80% vindt dat belangrijk of zelfs heel erg belangrijk. 20% vindt het niet belangrijk, waaronder relatief veel jongens.
Het belangrijkste onderwerp, waar bedrijven op moeten letten, is volgens de deelnemers aan Jongeren 2009 dat producten niet door kinderen worden gemaakt. Wat aanzienlijk minder aanspreekt is dat bedrijven een goed doel steunen en daarmee hun verplichtingen min of meer ‘afkopen’.
Veel jongeren zijn niet in staat om te beoordelen of bedrijven in Nederland hier ook op een goede manier mee bezig zijn. Bijna 50% weet dat niet. Van de andere (ruime) helft zegt 25% dat bedrijven genoeg doen en 29% dat ze te weinig doen.
Thema: we laten ons niet gek maken
Het overkoepelende thema van Jongeren 2009 is: we laten ons niet gek maken. Kinderen en jongeren reageren betrekkelijk nuchter op alle echte of vermeende tegenslagen die op ze afkomen. Je zou kunnen zeggen: misschien dringen de recente ontwikkelingen nog niet helemaal tot ze door. Maar wij denken dat veel jongeren de ontwikkelingen als een gegeven beschouwen en proberen om er het beste van te maken. Uit het onderzoek komt het beeld naar voren dat jongeren nog steeds volop plannen en ambities hebben en een positieve kracht vormen.
Het thema is ook van toepassing op andere onderdelen van het onderzoek. We zien dat er tal van nieuwe ontwikkelingen zijn die door jongeren eigenlijk heel goed opgepakt zouden kunnen worden, maar die op dit moment toch niet op grote schaal doorbreken. Het lijkt erop dat jongeren op dit moment tevreden zijn met dingen die al gedurende wat langere tijd beschikbaar zijn en dat ze nog volop mogelijkheden zien om zich als gebruiker van die producten en diensten verder te ontwikkelen.
Uit Jongeren 2009 blijkt dat een grote meerderheid heel tevreden is over zijn of haar leven, net als in voorgaande jaren. Dat ze bereid en in staat zijn om zich aan te passen, als de situatie daar om vraagt. En dat ze altijd positief blijven over hun persoonlijke toekomst en er op rekenen dat dingen uiteindelijk echt wel op hun pootjes terecht komen.
Opzet van het onderzoek
Hoe is het onderzoek ontstaan?
Het Jongerenonderzoek is ontstaan uit een fusie van twee andere onderzoeken: het Nationaal Onderzoek Jongerenbladen (NOJ) en het onderzoek ‘Jeugd’.
Het NOJ is opgezet door uitgeverij VNU. In 1976 is de eerste editie uitgevoerd. Daarmee was VNU er vroeg bij, want de jongerenmarkt is in Nederland pas eind jaren zestig, begin jaren zeventig ontstaan. Het onderzoek ging vooral over het mediagebruik van 6 t/m 19-jarigen. Die lazen toen bladen als Muziek Express, Popfoto en Eppo. Donald Duck, Kijk en Tina verschenen ook al.
Het onderzoek ‘Jeugd’ is opgezet door Paul Sikkema bij het onderzoeksbureau Inter/View. In 1986 is het onderzoek voor het eerst uitgevoerd. Bij dit onderzoek lag de nadruk op ‘lifestyle’: mode, muziek, activiteiten, normen en waarden, subculturen. Het onderzoek had betrekking op 12 t/m 24-jarigen.
In 1991 zijn beide onderzoeken in elkaar geschoven. Zo ontstond een omvangrijk onderzoek onder 6 t/m 24-jarigen. De naam van het onderzoek werd ‘Jongeren’.
In 2005 is voor het eerst de leeftijdsgroep 25 t/m 29 jaar toegevoegd. In 2007 is het onderzoek uitgebreid met de groep van 0 t/m 5 jaar. In 2009 is het onderzoek uitgevoerd onder kinderen en jongeren van 6 t/m 29 jaar en ouders van kinderen van 0 t/m 9 jaar (die vooral vragen hebben beantwoord over hun kinderen).
Nogal wat vragen zijn gelijk gebleven aan de oorspronkelijke vragen uit 1976 en 1986. Daardoor kunnen we over een lange periode vergelijken en conclusies trekken.
Hoe wordt het onderzoek momenteel uitgevoerd?
Het Jongerenonderzoek wordt iedere twee jaar uitgevoerd en gepubliceerd. Met ingang van 2008 is het onderzoek in het tussenliggende jaar geactualiseerd door middel van een update.
‘Jongeren’ is een kwalitatief hoogwaardig onderzoek. Veel aandacht wordt besteed aan de methodisch-technische aspecten van het project. Iedere editie wordt begeleid door een Technische Commissie; sinds 2003 staat deze onder leiding van Prof. Dr. Tom ter Bogt (faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Utrecht).
De nadruk ligt op fundamentele ontwikkelingen in de leefwereld van kinderen en jongeren. De hypes, die de kinder- en jongerenmarkt ’teisteren’, worden door middel van andere onderzoeksprojecten van Qrius in beeld gebracht.
Vroeger werd de vragenlijst afgenomen door enquêteurs, die kinderen en jongeren thuis bezochten. Dat is niet meer mogelijk en ook niet meer nodig. Tegenwoordig wordt het project geheel online uitgevoerd. In aanvulling op het kwantitatieve gedeelte heeft ‘Jongeren’ ook een kwalitatief gedeelte, dat bedoeld is ter verdieping. Dit gedeelte bestaat uit groepsdiscussies met kinderen en jongeren.
‘Jongeren’ wordt door verschillende bedrijven en instellingen betaald. De resultaten worden breed verspreid, onder meer via een boekje. Het onderzoek is uitgegroeid tot één van de belangrijkste bronnen van informatie over kinderen en jongeren in Nederland.
moeten echt weer eens een kop koffie drinken binnenkort peter.