In dit gedeelte van het onderzoek zijn de genoemde deelonderzoeken bij elkaar gebracht.
Nederland is in 30 regio’s verdeeld, elk met een centrale kerngemeente (> 75.000 inwoners). Deze regio’s passen binnen provincies, die op hun beurt deel uitmaken van de Nielsen gebieden. Elk van deze 30 regio’s heeft logischerwijs een eigen bereiksopbouwcurve, als gevolg van de verschillen in het aantal reclamevlakken, de resultaten van het verplaatsingsonderzoek en de externe tellingen. Om per regio statistische bereiksmodellen te kunnen bouwen, zijn per regio vele honderden random campagnes van verschillende zwaarte geëvalueerd (Monte Carlo Methode).
Omdat de consument mobiel is, kan hij zowel in de eigen regio als in andere regio’s contact maken met buitenreclamecampagnes. Er is dus sprake van im- en export tussen regio’s. Het bereik en de contacten worden gerapporteerd in de regio waar de respondent woont. Een lokale campagne in Amsterdam genereert om die reden niet alleen bereik in de regio Amsterdam, maar bijvoorbeeld ook in de regio Almere, Utrecht, Zaanstad, Haarlem en Haarlemmermeer.
Bij bussen en trams is rekening gehouden met de grote verscheidenheid van mogelijke posities van autoverkeer, fietsers en voetgangers ten opzichte van de bus/tram, bijvoorbeeld er achter rijdend, passerend, tegemoetkomend of op een kruispunt. Ook is het aantal bussen met campagnes in verhouding tot het totaal aantal bussen in de regio meegewogen, alsmede het gegeven of de bus vaste of wisselende routes rijdt.
Seizoensinvloeden werden meegenomen op basis van het aantal uren daglicht (van invloed op de zichtbaarheid van met name onverlichte reclamevlakken) en wisselende verkeersdrukte gedurende het jaar.